De rechtbank in Den Haag heeft geoordeeld dat het Presidium en de Griffier van de Tweede Kamer gerechtigd waren om een onderzoek te laten uitvoeren naar het gedrag van een voormalig Kamervoorzitter na anonieme meldingen van ongewenst gedrag.
In 2022 ontvingen het Presidium en de Griffier twee anonieme brieven waarin situaties werden beschreven waarin de voormalig Kamervoorzitter ongewenst gedrag zou hebben vertoond tegenover ambtenaren. Dit leidde tot een onderzoek door Hoffmann bedrijfsrecherche.
De voormalig Kamervoorzitter en de Staat verschillen van mening over de bevoegdheid en zorgvuldigheid van het uitgevoerde onderzoek.
De rechtbank oordeelde dat de Tweede Kamer verplicht was de signalen over onveilige werkomgeving te onderzoeken, ondanks de speciale hoedanigheid van de voormalig Kamervoorzitter. Het onderzoek was gericht op haar gedrag als Kamervoorzitter en niet als Kamerlid.
De rechtbank concludeerde dat het onderzoek conform regels is uitgevoerd en dat de voormalig Kamervoorzitter voldoende mogelijkheden kreeg om haar zienswijze te geven.
De voormalig Kamervoorzitter heeft in een aparte procedure klachten ingediend over de verwerking van persoonsgegevens in het kader van het onderzoek.